“Wie een meester wil worden in het gebruik van de kleuren, moet iedere afzonderlijke kleur en zijn oneindig aantal combinaties met alle andere kleuren leren zien, voelen en beleven”.
Johannes Itten, Kunst der Farbe, 1964
Is het mogelijk een subjectieve beleving van kleuren te vertalen naar een objectieve kennis van kleur? Dat vroeg de voormalige Bauhausdocent Johannes Itten zich af in zijn beroemde studie Kunst der Farbe. Die vraag houdt ook mij als ontwerper bezig en was het vertrekpunt van mijn masteronderzoek. Om grip te krijgen op de werking en waarde van kleur inventariseerde en bestudeerde ik bestaande kleurtheorieën. Decennialang hebben kunstenaars en ontwerpers naar manieren gezocht waarop kleuren – visueel en optisch – konden worden geordend. Om houvast te krijgen maakten zij vaak gebruik van tabellen, schema’s en grafieken elk met een eigen systematische categorisering. Zo werden er kwantitatieve eigenschappen toegekend, koude en warme kleuren benoemd of een onderscheid gemaakt in primaire, secundaire kleurtypes. Eén van de bekendste modellen is waarschijnlijk de kleurencirkel van Johannes Itten.
Helpt objectieve kennis kleuren beter te zien, voelen en beleven ?
Natuurlijk, als kleuronderzoeker sta ik op de schouders van reuzen. Maar zijn hun diagrammen en schema’s – waarin een ‘objectieve’ kennis van kleur wordt vastgelegd – ook in staat de subjectieve beleving van kleur te versterken? Met andere woorden, helpt objectieve kennis mij kleuren beter te zien, te voelen en te beleven? Nee, zegt kunstcriticus Charles Riley*, want schema’s zijn altijd hiërarchisch en prescriptief: ‘Een schematische benadering bepaalt hoe kleuren met elkaar gecombineerd moeten worden, stelt kleurfamilies tegenover elkaar, schrijft voor welke combinaties harmonisch zijn en welke dissonant, en suggereert verbindende patronen’. In Het palet en de tabel (2002)* verzet Riley zich tegen het gebruik van statische modellen voor het verklaren van de werking van kleur. Tegenover statische tabellen presenteert hij ‘het palet’ en ‘het spectrum’ als een alternatief voor kleurorganisaties. Hierbij wordt het spectrum als natuurlijke ordening gezien en het palet als een ordening die gevormd wordt door het gebruik van de kunstenaar. Het palet biedt volgens Riley ruimte voor een niet-symmetrische ordening van kleur en geeft hierdoor mogelijkheden voor subjectiviteit en individualiteit binnen een kleurschema.
Dankzij schematische ordeningen proberen ontwerpers grip te krijgen een veranderlijk en dynamisch fenomeen dat zich wellicht louter subjectief laat kennen. Immers, de waarneming van een specifieke kleur is objectief ongrijpbaar, omdat waarneming afhankelijk is van de compositie van staafjes en kegeltjes in ons oog en hun samenspel met onze hersenen. Bovendien roept een kleur niet bij iedereen dezelfde gevoelens op – de één associeert zwart wellicht met een begrafenis, de ander wellicht met de poëzie van de nacht. Iedereen die naar een kleur kijkt ziet iets anders. Elk individu heeft daarom een eigen, bijzondere relatie met een kleur. Het is precies deze persoonlijke relatie die in mijn onderzoek centraal staat. Ik omarm de subjectieve beleving van kleur en stel me terughoudend op in het formuleren van objectieve kennis van kleur.
In mijn onderzoek spreek ik dan ook niet van kleurtheorieën maar van kleurverhalen. Een kleurverhaal beschrijft de persoonlijke relatie die iemand met een kleur heeft. Door als onderzoeker verhalen te verzamelen en te groeperen, ontstaan als het ware bloemlezingen, die vervolgens als niet-schematische, niet-hiërarchische kleurconcepten kunnen worden gebruikt. Voor het onthullen van deze kleurverhalen heb ik verschillende experimenten ontworpen waarin het zien en noteren van kleur centraal staat. Een proces waarin iedere betrokken participant een medeonderzoeker is.
AANDACHTIGE BLIK
Laat ik een voorbeeld uit de eigen onderzoekspraktijk geven. Op een druilerige dag in september 2019 sprak ik toevallige voorbijgangers aan op de markt van Rotterdam. Ik vroeg hen de kleur te noemen die hen opviel. ‘Grijs!’ was hun volmondige reactie. Inderdaad. Het grijs van het miezerige weer was alomtegenwoordig. Omdat het mij om het zien, voelen en beleven van kleur gaat, moest ik ontdekken hoe ik hun ervaring van kleur kon versterken. Ik trok een kijkkoker uit mijn tas, vroeg hen door de kijker te turen en opnieuw de kleur te noemen die hen opviel.
LEXICON
LABORATORIUM
In mijn onderzoek zijn de elementen experiment, bronnenonderzoek, dialoog en notitie onlosmakelijk met elkaar verbonden. Door deze elementen iteratief in te zetten verken ik hoe zij elkaar beïnvloeden om zo tot nieuwe kennis en ervaring te komen.
EXPERIMENT
De experimenten in mijn onderzoek spelen een grote rol. Het zijn ontworpen momenten waarin kleur als medium wordt ingezet om nieuwe ideeën en onderzoeksmethoden uit te proberen en te observeren. Tijdens deze momenten gaan maken en denken hand in hand. De experimenten richten zich zowel op oefeningen in het versterken van het zien als het uitvoeren van kleurstudies.
KLEURVERHAAL
Persoonlijke relatie en beleving met kleur worden zichtbaar in kleurverhalen. Subjectieve kleurervaring is vaak gekoppeld aan individuele waarneming, associatie, herinnering en verbeelding. In mijn onderzoek spelen deze verhalende eigenschappen van kleur de hoofdrol.
KLEURNOTITIE
Het noteren van kleur legt de persoonlijke kleurervaring vast. Een kleurnotitie kan zowel in beeld of tekst gemaakt worden. De methode waarmee de notities gemaakt worden versterkt het verhaal van de subjectieve ervaring.
ZIEN
In mijn onderzoek maak ik onderscheid tussen kijken en zien. Kijken naar kleur is een onbewuste actie, het zien van kleur is een bewuste actie. Zien draait niet alleen om het optisch waarnemen van visuele kleur maar is het aandachtig waarnemen. Door het inzetten van tools, experimenten en dialoog wordt het zien van kleur versterkt.
Hoe kan ik subjectieve kleurverhalen onthullen en noteren?
‘Willem’, zei de eerste participant, een heer op leeftijd, die in zijn kijker een feloranje luifel zag. ‘Willem, zoals de koning’. Een tweede participant, een scholier, stelde vast dat ze met de kijker voor haar oog nog steeds vooral grijs zag. Ik moest haar prikkelen en vroeg haar of ze een lievelingskleur had. ‘Nudes’, zei ze, een variatie van poederige tinten, van beige tot roodbruin. Nadat ze haar voorliefde voor die kleur had bezongen vroeg ik haar nogmaals door de kijker te kijken. ‘Hee, ik zie allemaal nude-kleuren!’ Plotseling zag ze hoe zeer dat palet deel uitmaakte van de architectuur rondom haar. De laatste participant, een vrouw, constateerde al turend door de kijker dat rood dominant was en dat de kleur deel uitmaakte van mensen in beweging. Ze zag rode paraplu’s, een rode regenjas, een rode tas – ‘Iedereen is onderweg naar ergens’, zei ze, ‘je zou er zo een verhaal bij kunnen verzinnen en er een film van kunnen maken’.
Hoe kan ik het zien van kleur versterken?
kleurconcepten door auteur
Dit geïmproviseerde experiment leert dat:
– Kleuren kunnen worden losgemaakt uit hun omgeving, mits je je blik maar weet te kaderen;
– Praten over kleur tijdens een waarneming bijdraagt aan een meer aandachtige blik;
– Het benoemen van een kleur persoonlijke associaties zichtbaar maakt;
– Het benoemen van een favoriete kleur die kleur ook zichtbaar maakt in de omgeving;
Ervaringen van kleur kunnen worden versterkt en kleurverhalen kunnen daaraan bijdragen. Noodzakelijk is echter wel dat je de tijd neemt voor gesprekken en dat je met aandacht naar je participanten luistert.
Kleurverhalen onthullen is een interactief proces. In het gesprek over kleur wordt de ervaring van kleur versterkt. Gereedschap – zoals de kijkkoker die ik zelf gebruikte – is daarbij van harte welkom. In Color Problems (1901)* liet de Amerikaanse kunstenaar en filantroop Emily Noyes Vanderpoel* al zien hoe dit soort gereedschap de studie en ervaring van kleuren ten goede komt. Met haar uitgesneden vierkant (The Color Isolation Card) bijvoorbeeld. Daarmee zoom je in op een gedeelte van een object, waardoor kleur en object van elkaar worden gescheiden. De omgeving, het ding, het patroon of de tekst worden ontdaan van samenhang, eigenschappen en functies. Wat overblijft is een concentratie van kleur. Het is een onwaarschijnlijk handig stuk gereedschap om een interactief, gezamenlijk gesprek over de ervaring van kleur op gang te brengen. Praten, vragen stellen, elementen benoemen, zoeken naar woorden, noteren en rubriceren helpen ons bij het meer en scherper zien, voelen en beleven van kleuren.
Emily Noyes Vanderpoel, 2018
KLEURGEDICHTEN
Dat inzicht verwerkte ik in een tweede experiment: hoe kunnen we door middel van taal het zien en beleven van kleur versterken? Ik vroeg 15 participanten een object te selecteren dat thuis binnen handbereik lag. Ik vroeg hen het object nauwlettend te bekijken, en het vervolgens te beschrijven aan iemand die deze kleur niet ziet. Als eerste spelregel gaf ik mee dat de participanten alle woorden, begrippen, termen en metaforen mochten gebruiken die ze zelf nodig achtten om hun kleuren zo adequaat mogelijk te beschrijven. De tweede spelregel was een restrictie: je mag de kleur niet laten zien.
Het resultaat was een unieke collectie van ‘kleurgedichten’. Participanten bleken niet louter gebruik te maken van kleurnamen en kleurtonen (bijvoorbeeld ‘roze met een donkere ondertoon’), maar kozen vaak karaktereigenschappen of gedragspatronen: ‘het driftigste blauw’, ‘de kleur schreeuwt om aandacht’, ‘de kleur is een schaterlach’, ‘een gevoel van onbehagen’. Vergelijkingen met andere objecten waren populair: ‘net bosvruchtenyoghurt’, ‘als een citroenschil’. Locaties speelden ook een rol: ‘als fluwelen gordijnen’, ‘als een haven’. Vaak werd de naam van de kleur niet eens genoemd.
Dit experiment leert dat:
– Mensen over een uniek vocabulaire beschikken om kleuren te beschrijven;
– De beschrijving van kleuren plaats kan vinden in een narratieve, poëtische context;
– Taal in staat is de beleving van kleur te versterken;
– De constructie van een objectieve kleurentheorie niet noodzakelijk is.
“Kleur laat zich niet in schematische en verbale systemen inpassen”
Charles Riley
Kleurverhalen en kleurgedichten, zo maak ik uit beide experimenten op, zijn een andere, alternatieve manier om de wereld van kleuren in kaart te brengen. Niet door gebruik te maken van objectieve, hiërarchische en prescriptieve schema’s, zoals in de wereld van het ontwerpen lang gangbaar is geweest, maar door de subjectieve beleving van kleuren voorrang te verlenen. Dat kan door meer aandacht te besteden aan het gesprek, de dialoog en het persoonlijke verhaal. Zo kruipen het zien, voelen en beleven van kleur dichter naar de journalistiek en storytelling. Om met Charles Riley te eindigen: liever het palet dan de tabel.
BRONNEN
Johannes Itten, Kleurenleer (Cantecleer, 1977)
Patrick Baty, Anatomy of Colours (Thames & Hudson, 2017)
Charles Riley, Het palet en de tabel, Kleur (kaAp, 2002). Vertaling door Eva Gonggrijp van: ‘The Palette and the Table’, Color Codes: Modern Theories of Color in Philosophy, Painting and Architecture, Literature, Music, and Psychology (Hannover and London, 1995)
Emily Noyes Vanderpoel, Color Problems: A Practical Manual for the Lay Student of Color (Sacred Bones Books, 2018)
PUBLICATIE
Dwaal door Nanna’s publicatie Kleurverhalen in de Wonderkamer.